Nieuw Begin wiki
Advertisement

Beste wikgebruikers,

Ik heb de afgelopen maanden het boek Homo Deus van Yuval Noah Harari gelezen, een boek dat veel informatie biedt over hoe de mensheid de status en macht die het nu heeft, heeft kunnen bereiken en wat de mogelijkheden en bedreigingen voor de toekomst zijn. De auteur zegt er expliciet bij dat de scenario's die in het boek worden voorgesteld en onderzocht hypothetisch zijn en dat er mogelijk nog andere scenario's zouden kunnen ontstaan in de toekomst en dat het niet te voorspellen welk scenario werkelijkheid wordt. Maar dit boek heeft wel nuttige informatie en inzichten te bieden. 

Het boek begint ermee dat nu de mensheid eenmaal het ontwikkelingsniveau heeft bereikt dat het nu heeft, men de behoefte heeft om zich nog verder te ontwikkelen. Mensen zijn niet tevreden met hun huidige levensstandaard of zijn dat op zich wel, maar zijn ontvreden over hun fysieke beperkingen -de mens kan niet alles om de natuur onder controle te krijgen al zou hij* dat willen- en/of de grenzen aan hun intelligentie. Nu naast de voorheen stabiele religieuze instanties ook het humanisme dreigt te verdwijnen of irrelevant te worden, moet gezocht worden naar een nieuwe bron van zingeving. Één mogelijke opvolger voor het humanisme is het geloof dat mensen een zinvol leven kunnen leiden door (meer) verbindingen aan te gaan/verwevener te worden met technologie en informatie. De mensheid lijkt niet te kunnen voortbestaan zonder enige bron van zingeving en dus wordt er iedere paar eeuwen naarstig gezocht naar een nieuwe bron van zingeving als de vorige (te) achterhaald is/zijn. De wetenschap heeft de laatste eeuwen veel voor elkaar gekregen en zeker de laatste decennia en volgens de auteur zijn honger, oorlog en ziekte in de wereld daardoor inmiddels hanteerbare uitdagingen geworden. 'Als er eenmaal een gezonde, welvarende, harmonieuze wereld is gecreëerd, wat moet de mensheid dan nog doen?', is de vraag. De vraag is wat de mens gaat doen met de macht die kennis over biotechnologie en informatietechnologie hem oplevert. Het is voorlopig nog controversieel of we* zaken als honger, armoede, oorlog en ziekte wel echt onder controle beginnen te krijgen of dat er ons toch nog veel te doen staat. In het eerste hoofdstuk van het boek stelt de auteur Harari dat er een biologische armoedegrens is, waaronder mensen bezwijken aan ondervoeding en honger. In het verleden waren er vaak grote hongersnoden door het klimaat, bijvoorbeeld door aanhoudende droogte of door menselijke fouten (of omdat het systeem gewoonweg niet efficiënt genoeg was om het voedsel te transporteren en te leveren of te verspreiden over de bevolking). Maar Harari stelt ook dat de laatste eeuwen door technologische, economische en politieke ontwikkelingen een steeds robuuster veiligheidsnet is gecreëerd, waardoor de mensheid niet meer op (of nabij) de biologische armoedegrens hoeft te leven. De moderne hongersnoden hebben dan een politieke oorzaak en geen natuurlijke, zoals natuurrampen. In de meeste delen van de wereld zal iemand niet snel van de honger sterven, zelfs niet als hij zijn werk of al zijn bezittingen kwijtraakt, omdat verzekeringspolissen, regeringsinstanties en internationale ngo's hem voldoende dagelijkse calorieën zullen verstrekken om te kunnen overleven, ook als ze hem niet voor armoede behoeden. Mondiale handelsnetwerken zetten droogte en overstromingen om in commerciële kansen en maken het mogelijk om voedseltekorten snel en goedkoop aan te vullen en slaagt de internationale gemeenschap er ook in landen die verwoest worden door oorlogen, aardbevingen of tsunami's meestal wel in om hongersnoden te voorkomen. Armoede veroorzaakt echter ook nog veel andere gezondheidsproblemen -dan verhongering- en ondervoeding verkort de levensverwachting zelfs in de rijkste landen ter wereld: mensen die het risico lopen op ondervoeding zijn 's morgens als ze opstaan onzeker of ze eten zullen hebben voor de lunch, gaan vaak hongerig naar bed en de voeding die ze wel binnenkrijgen is onevenwichtig en ongezond; veel zetmeel, suiker en zout en niet genoeg eiwiteen en vitaminen. Daarbij moet wel opgemerkt worden dat een ondervoedingsrisico geen hongersnood is en mensen aan het begin van de eenentwintigste eeuw* niet doodgaan omdat ze in weken niets gegeten hebben. In de meeste landen is overeten tegenwoordig zelfs een veel groter probleem dan honger. De armen eten zich vol met ongezonde snacks terwijl de rijken gezonder voedsel (zoals sla, tofoe en quinoa) eten. In 2014 hadden meer dan 2,1 miljard mensen overgewicht tegenover 850 miljoen mensen die ondervoed waren en in 2030 is de helft van de mensheid overvoed. Een andere bedreiging in de loop van de geschiedenis van de mensheid zijn de infectieziekten (geweest). Vooral in de stedelijke gebieden en de handelsnetwerken waren infecties een grote bedreiging voor de volksgezondheid in de geschiedenis tot vrij recente tijden, overal in Eurazië daalden de bevolkingsaantallen sterk, bijvoorbeeld ten tijde van de pestepidemie van de late Middeleeuwen. Maar ook de Europese ontdekkingsreizigers brachten infectieziekten mee naar de nieuwe kolonies in Amerika, Australië en in eilandengroepen van de Grote Oceaan, waartegen de oorspronkelijk bevolking niet immuun was en daardoor massaal uitstierf. Epidemieën bleven tot ver in de twintigste eeuw tientallen miljoenen slachtoffers maken. Zo was er in 1918 de zogenoemde 'Spaanse griep' bij de soldaten in de loopgraven in Noord-Frankrijk, die frontlinie was namelijk het eindpunt van het meest efficiënte mondiale bevoorradingsnetwerk tot op dat moment en vooral door de handel verspreidde de griep zich snel tot het een half miljard mensen had besmet, terwijl 50-100 miljoen mensen stierven aan de Spaanse griep (binnen een jaar). Naast de grote epidemieën waren er ook kleinere, maar vaker  voorkomende uitbraken van infectieziekten waaraan elk jaar miljoenen mensen stierven. In de twintigste eeuw werd de mens nog kwetsbaarder voor epidemieën door de combinatie van een groeiende bevolking en beter transport. Toch is zowel de frequentie als de impact van epidemieën in de laatste decennia drastisch verminderd. Met name de mondiale kindersterfte is nog nooit zo laag geweest als nu, nu er minder dan vijf procent van de kinderen sterft voor het bereiken van de volwassen leeftijd, in rijke landen is dat stertecijfer nog geen één procent. Dat is te danken aan de ongekende resultaten van de twintigste-eeuwse geneeskunde met vaccinaties, antibiotica, betere hygiëne en veel betere medische infrastructuur. De modernste uitbraken blijken achteraf wat betreft aantal besmettingen en doden zeer mee te vallen: ebola heeft in West-Afrika tussen 2014 en 2016 30.000 mensen besmet en 11.000 mensen zijn eraan overleden, wat een (zeer) klein aantal is vergeleken met de Spaanse griep of de pokkenepidemie (in Mexico in de 16e eeuw). Sinds begin jaren 1980 zijn er 30 miljoen mensen aan aids overleden en nog eens tientallen miljoenen hebben ernstige lichamelijke en psychische schade opgelopen. Deze nieuwe epidemie was lastig te begrijpen en te behandelen omdat aids een ongekend slinkse ziekte is: men wordt besmet door het hiv-virus dat zelf niet dodelijk is, het ondermijnt het immuunsysteem, waardoor de patiënt vatbaar wordt voor talloze andere ziekten, waaraan aidsslachtoffers uiteindelijk overlijden. Het was toen het in 1981 begon totaal niet duidelijk dat deze overlijdensgevallen (langdurige) besmetting met het hiv-virus als oorzaak hadden. Maar toen de medische stand zich eenmaal bewust werd van de hiv/aidsepidemie kostte het wetenschapper slechts twee jaar om de ziekte te identificeren, erachter te komen hoe het virus zich verspreidt en effectieve manieren aan te dragen om de epidemie te vertragen. Nog eens tien jaar later waren er nieuwe medicijnen die aids van een doodvonnis veranderden in een chronische aandoeningen (voor wie genoeg geld heeft voor de medicijnen). Ondanks de gruwelijke tol die aids heeft geëist en ondanks de miljoenen mensen die er jaarlijks sterven aan infectieziekten als malaria, zijn epidemieën tegenwoordig een veel kleinere bedreiging voor de menselijke gezondheid dan in voorgaande millennia. De overgrote meerderheid van de mensheid sterft aan niet-besmettelijke ziekten als kanker en hartaandoeningen of door ouderdom. Niemand kan garanderen dat infectieziekten niet zullen terugkeren, maar er zijn genoeg redenen om te denken dat de strijd tussen artsen en ziekten altijd gewonnen wordt door artsen. Nieuwe infectieziekten ontstaan voornamelijk als gevolg van toevallige mutaties in het genoom van een ziektekiem. Deze mutaties stellen zo'n ziektekiem in staat om overgedragen te worden van dieren op mensen, om het menselijke immuunsysteem te omzeilen of om resistent te worden tegen medicijnen als antibiotica. Tegenwoordig komen dergelijke mutaties waarschijnlijk vaker voor en verspreiden ze zich sneller door de menselijke impact op het milieu. Ziektekiemen kunnen alleen slagen ten opzichte van de medische wetenschap door toeval, door puur geluk. Artsen hebben meer dan puur geluk: ook zij hebben veel te danken aan het gelukkige toeval, maar artsen gooien niet lukraak wat chemische stofjes in reageerbuizen in de hoop dat daar toevallig een nieuw medicijn uit zal ontstaan. Ieder jaar verzamelen artsen meer en betere kennis, die ze gebruikem om tot effectievere medicijnen en behandelingen te komen, In 2050 zullen er waarschijnlijk veel taaiere ziektekiemen zijn, maar kan de medische wetenschap deze waarschijnlijk ook veel efficiënter bestrijden. In 2015 kondigden artsen de ontdekking van een compleet nieuw type antibiotica aan: Teixobactin. Tegen Teixobactin is nog geen enkele bacterie resistent  en sommige wetenschappers geloven dat het een doorbraak kan betekenen in de strijd tegen zeer resistente ziektekiemen. Wetenschappers werken ook aan nieuwe behandelingen die radicaal anders werken dan alles wat we tot nu toe kennen. Sommige onderzoekslaboratoria hebben bijvoorbeeld al nanorobots die op een dag misschien door onze bloedbaan navigeren om ziekten te identificeren en ziektekiemen en kankercellen te elimineren. Micro-organismen hebben geen enkele ervaring met het afweren van 'bionische soldaatjes' en zullen het dus dubbel zo moeilijk hebben met het ontwikkelen van effectieve verdedigingsmechanismen. In de strijd tegen natuurrampen als aids en ebola is de mens dus steeds meer in het voordeel. De biotechnologie stelt mensen in staat om bacteriën en virussen te verslaan, maar verandert mensen tegelijk in een compleet nieuw soort bedreiging: Met de middelen waarmee artsen zo snel nieuwe ziekten kunnen identificeren en genezen kunnen legers en terroristen ook steeds gruwelijkere ziekten en pathogene wapens creëren. Het is dus waarschijnlijk dat grote epidemieën de mens zullen blijven bedreigen als de mensheid ze zelf creëert. Maar ook oorlogen zijn aan het verdwijnen. Vroeger hield iedereen er rekening mee dat oorlog (met buurlanden of -volken) op ieder moment kon uitbreken en was vrede meestal een tijdelijk en onzeker iets. Die voortdurende bedreiging van oorlog is in de tweede helft van de twintigste eeuw doorbroken en in de meeste gebieden werden oorlogen zeldzamer dan ooit. In eerste agrarische gemeenschappen kwam vijftien procent van de sterfgevallen door menselijk geweld, in de twintigste eeuw veroorzaakte geweld maar vijf procent van de sterfgevallen en in het begin van de eenentwintigste eeuw komt één procent van de wereldwijde sterfte door geweld. In 2012 stierven wereldwijd zo'n 56 miljoen mensen, waarbij 620.000 sterfgevallen te wijten waren aan menselijk geweld - 120.000 door oorlog en 500.000 door misdaad. Steeds meer mensen zijn oorlog gaan zien als iets volkomen onvoorstelbaars. Kernwapens hebben oorlog tussen supermachten veranderd in een krankzinninge daad van collectieve zelfmoord, waardoor de machtigste naties zich gedwongen voelen hun conflicten op te lossen met andere, vreedzame middelen. Tegelijkertijd is de mondiale economie veranderd van een economie van materiële goederen in een kenniseconomie. Vroeger waren grondstoffen de belangrijkste bronnen van rijkdom, tegenwoordig is dat kennis en materiële goederen/grondstoffen kan je wel veroveren door oorlog, maar kennis niet. Oorlog is dus minder winstgevend in een kenniseconomie en wordt dus tegenwoordig beperkt tot gebieden met een economie van materiële goederen als Centraal-Afrika en het Midden-Oosten. In plaats van door militair geweld wordt kennis veroverd door vreedzame handel (zoals het samenwerken met landen of bedrijven die veel techonologische kennis tot hun beschikking hebben). Het woord 'vrede' heeft daardoor een nieuwe betekenis gekregen: eerder was vrede de tijdelijke afwezigheid van oorlog, maar tegenwoordig is vrede de onaannemelijkheid van oorlog. Niet overal in de wereld is die Nieuwe Vrede er, maar toch wel in de meeste landen. Volgens Harari is er natuurlijk geen garantie dat de Nieuwe Vrede voor altijd stand zal houden: toekomstige technologische ontwikkelingen kunnen nieuwe soorten oorlog mogelijk maken. Vooral cyberoorlogen kunnen de wereld destabiliseren, omdat hiermee zelfs kleine landen en partijen die niet tot een regering behoren de mogelijkheid krijgen om effectief tegen supermachten te vechten. In de toekomst zou een land als Noord-Korea of Iran logische bommen* kunnen gebruiken om de stroom af te snijden in Californië, raffinaderijen op te blazen in Texas en treinbotsingen te veroorzaken in Michigan. Men moet vermogen echter niet verwarren met motivatie: het fenomeen cyberoorlog introduceert weliswaar nieuwe vernietigingsmethoden, maar voegt niet per se nieuwe stimulansen toe om ze in te zetten. Het is tegenwoordig niet meer onvermijdelijk dat als een nieuw wapen wordt geïntroduceerd, dat later ook daadwerkelijk wordt toegepast. In de Koude Oorlog werden de kernbommen en -raketten bijvoorbeeld nooit daadwerkelijk afgevuurd, ondanks de langdurige dreiging en men is tegenwoordig goed geworden in het weerstaan van de verleiding van het gebruiken van nieuwe wapens. Maar er is ook nog terrorisme en terroristen hebben misschien minder moeite dan regeringen en supermachten om nieuwe, verwoestende wapens in te zetten. Aan de andere kant is terrorisme de strategie van de zwakken, die wordt ingezet door mensen die geen echte macht hebben en ze verspreiden angst, maar maken geen significante materiële schade. Terroristen hebben doorgaans doorgaans niet het vermogen een leger te verslaan, een land te bezetten of complete steden te verwoesten: in 2010 stierven wereldwijd maar 7697 mensen door terroristen, veelal in ontwikkelingslanden. Terroristen zorgen er voornamelijk voor dat ze overdreven reacties uitlokken bij hun vijanden in feite door een angstaanjagend geweldsspektakel. Als staten dan in naam van de veiligheid reageren door vervolging van complete bevolkingsgroepen of invasies in andere landen, is dat in feite een grotere bedreiging voor onze veiligheid dan de terroristen zelf. Terroristen kunnen wel provoceren, maar de uitkomsten hangen af van de reacties. Honger, ziekte en oorlog zullen de komende decennia waarschijnlijk nog miljoenen slachtoffers blijven maken, maar het zijn geen onvermijdelijke tragedies meer die de mensheid niet kan begrijpen en beheersen, het zijn hanteerbare uitdagingen geworden. Het leed blijft dus nog even erg en boodschap is niet dat honger, ziekte en oorlog van deze wereld verdwenen zijn en we ons er geen zorgen meer over hoeven te maken, maar als men gelooft dat de gigantische inspanningen die mensen in de twintigste eeuw hebben geleverd en medisch onderzoek, economische hervormingen en vredesinitiatieven iets hebben opgeleverd, dan is daaruit een boodschap -van hoop en verantwoordelijkheid- om in de toekomst nog beter ons best te doen af te leiden. Het ligt binnen onze macht om voor verbetering te zorgen en de hoeveelheid leed in de wereld nog verder in te perken, aldus Harari. Maar door de erkenning van onze prestaties ontstaat nog een andere boodschap: namelijk dat er iets anders prioriteit op de menselijke agenda moet krijgen. En we kunnen maar beter heel goed nadenken wat dat wordt. De vraag is wat de projecten zijn die honger, ziekte en oorlog in de eenentwintigste eeuw zullen vervangen als belangrijkste punten op de menselijke agenda. Eem centraal project zal bestaan uit het beschermen van de mensheid en de planeet tegen de gevaren die inherent zijn aan onze eigen macht (volgens Harari, dit is overigens ook één van de doelen van Nieuw Begin). Dat we honger, ziekte en oorlog onder controle hebben gekregen is grotendeels te danken aan fenomenale economische groei, die ons voorziet in een overvloed aan eten, medicijnen, energie en ruwe grondstoffen, maar diezelfde groei destabiliseert het ecologische evenwicht van onze planeet op allerlei manieren waarin we ons nog maar net beginnen te verdiepen. Volgens Harari hebben de meeste mensen ondanks alle berichten over vervuiling, opwarming van de aarde en klimaatveranderingen nog geen enkel serieus economisch of politiek offer gebracht om de situatie te verbeteren. Als het aankomt op de keuze tussen economische groei en ecologische stabiliteit gaat de voorkeur van politici, CEO's en kiezers bijna altijd uit naar economische groei. Ook moet we het volgens hem in de eenentwintigste eeuw beter aanpakken als we rampen willen vermijden. Dan is er nog de vraag waar mensheid nog meer naar zal streven, want is het wel verstandig, maar niet waarschijnlijk dat men tevreden is met het onder controle hebben van honger, ziekte en oorlog en het bewaren van een ecologisch evenwicht. Als de mensheid gigantische nieuwe vermogens bezit en als de dreiging van honger, ziekte en oorlog definitief is geweken, wat gaan we dan doen? Door succes komt ambitie en onze recente prestaties -ongekende waarden van rijkdom, gezondheid en harmonie- zetten de mensheid er nu toe aan om nog gewaagdere doelen na te streven. Harari beweert dat gezien het verleden en onze huidige waarden de volgende doelstellingen van de mensheid waarschijnlijk zullen neerkomen op onsterfelijkheid, geluk en goddelijke vermogens. Zodra we de sterfte door hongersnood, epidemieën en geweld tot een minimum hebben beperkt, zullen we ons richt op het overwinnen van ouderdom en zelfs de dood. Zodra we mensen hebben gered van uitzichtloze ellende zullen we ernaar gaan streven om ze (helemaal) gelukkig te maken. En zodra we de mensheid boven het beestachtige niveau van de strijd om te overleven hebben uitgetild, zullen we ons erop gaan toeleggen om mensen te upgraden tot goden en Homo sapiens te veranderen in Homo deus. In de eenentwintigste eeuw zal de mens waarschijnlijk serieus gaan streven naar onsterfelijkheid, als manifestatie van de opperste waarde van de huidige cultuur: de waarde van het menselijke leven. De dood wordt tegenwoordig niet (meer) beschouwd als de zin van het leven en voor moderne mensen is de dood eerder een technisch probleem dat we kunnen en moeten oplossen. Mensen sterven altijd door technische problemen in hun lichaam, die weer worden veroorzaakt door andere technische problemen: het hart pompt geen bloed meer rond omdat de hartspier niet genoeg zuurstof krijgt, kankercellen verspreiden zich omdat een toevallige genetische mutatie hun instructies heeft veranderd en er belanden ziektekiemen in de longen bijvoorbeeld omdat iemand nieste in de metro. Dar zijn allemaal technische problemen en ieder technisch probleem heeft een technische oplossing, aldus Harari. Tegen kankercellen zijn er chemotherapie en nanorobots, tegen ziektekiemen in de longen zijn er antibiotica en als het hart ermee ophoudt, kunnen we het weer op gang brengen met medicijnen en elektroshocks en als dat niet helpt, kunnen we een nieuw hart implanteren. We hebben nog miet voor alle technische problemen een oplossing, maar dat is -volgens Harari- nu juist de reden dat we zoveel investeren in onderzoek naar kanker, ziektekiemen, genetica en nanotechnologie. Zelfs als mensen omkomen in een orkaan, een auto-ongeluk of een oorlog zien we dat volgens Harari vaak als een technisch mankement dat voorkomen had kunnen en moeten worden: 'als een verantwoordelijke een verstandigere beslissing had genomen, was de dood te voorkomen geweest.' Aangezien ouderdom en dood het resultaat zijn van niets meer of minder dan specifieke problemen is er geen punt waarop artsen en wetenschappers zullen stoppen, zullen zij geen einddatum van het recht op leven noemen en is er inderdaad een groeiende minderheid van wetenschappers en denkers die openlijk uitspreken dat het grote doel van de moderne wetenschap het overwinnen van de dood en het bewerkstelligen van de eeuwige jeugd is. In 2013 richtte Google het dochterbedrijf Calico op, dat zich richt op het 'oplossen van de dood', ook heeft het onsterfelijkheidsdenker Bill Maris aangesteld als hoofd van het investeringsfonds Google Ventures. Google Ventures investeert 36 procent van zijn aandelenportefeuille -van 2 miljard- in biotech-startups, waaronder verscheidene ambitieuze levensverlengende projecten. En Peter Thiel, één van de oprichters van PayPal, bekende van plan te zijn eeuwig te leven. Hij kiest er naar eigen zeggen voor om tegen de dood te vechten, in plaats van het te accepteren of te verdringen. De razendsnelle ontwikkelingen in onderzoeksgebieden als genetische modificatie, regeneratieve geneeskunde en nanotechnologie brengen alsmaar optimistischere voorspellingen met zich mee: volgens Harari geloven sommige deskundigen dat de mens de dood zal overwinnen in 2200, volgens anderen is dat in 2100. Volgens Kurzweil en De Grey is het mogelijk dat iedereen met een gezond lichaam en genoeg geld in 2050 een serieuze kans op onsterfelijkheid zal maken door de dood decennium na decennium te slim af te zijn: volgens hen zullen zij iedere circa 10 jaar naar de polikliniek gaan voor een behandeling die niet alleen ziekten zal genezen, maar ook wegkwijnend weefsel zal regeneren en onze handen, ogen en hersenen een upgrade geeft. Zodra de volgende behandeling aan de beurt is, zullen de medici alweer talloze nieuwe medicijnen, upgrades en gadgets uitgevonden hebben. Als Kurzweil en De Grey gelijk krijgen, zijn er nu al enkelingen (rijken) die onsterfelijk zullen zijn, hoewel men niet echt onsterfelijk zal zijn, maar amortaal, want ze kunnen nog wel omkomen door oorlog of een ongeluk. Maar zelfs als men begint met het verdubbelen van de wereldwijde levensverwachting in de eenentwintigste eeuw naar circa honderdvijftig jaar, zal er al veel kunnen veranderen aan ons leven, volgens Harari*. De natuurlijke levensverwachting van de mens is 70 tot 80 jaar en tegenwoordig halen veel mensen wereldwijd dat door de stand van de medische wetenschap en als men kanker, diabetes en andere grote doodsoorzaken onder controle krijgt, kunnen de meeste mensen 90 jaar worden, maar (nog) geen 150 of zelfs 500 jaar, Harari stelt dat daarvoor de medische wetenschap de meeste basale structuren en processsen in het menselijk lichaam zal moeten ombouwen en moeten ontdekken hoe organen en weefsel geregenereerd kunnen worden. Iedere mislukte poging om de dood te overwinnen zal ons dichter bij het doel brengen en de mens aanmoedigen er nog beter zijn best voor te doen (volgens Harari). Waarschijnlijk zullen er de komende decennia belangrijke ontdekkingen gedaan worden op het gebied van celbiologie, genetische medicamenten en de menselijke gezondheid. De verwachting is dat onsterfelijkheid het grote project van de komende eeuw zal worden, vanwege het geloof dat het menselijk leven heilig is, vanwege de dynamiek van de wetenschap en vanwege de behoeften van de kapitalistische economie. Vooral ook om dat veel mens graag eeuwig jong zouden zijn en angst voor de dood hebben. In plaats van plaatsvervangingen van de onsterfelijkheid, 'vereeuwiging' door artistieke creativiteit, politieke engagement en religieuze vroomheid, kan men daadwerkelijk niet doodgaan. Een tweede groot project op de menselijke agenda zal waarschijnlijk het nastreven van geluk zijn, vooral omdat als men niet gelooft in een leven na de dood, het aardse geluk belangrijker wordt -dit werd al in de Oudheid gezegd door de Griekse filosoof Epicurus-. Dit gaat goed samen met (het streven naar) onsterfelijkheid, want het is niet wenselijk om eeuwig te leven in onophoudelijke ellende. Geluk is tegenwoordig een collectief (politiek) project geworden, terwijl het volgens Epicurus een persoonlijk doel was. Volgens de Britse filosoof Jeremy Bentham aan het einde van de achttiende eeuw is het hoogste goed 'de grootste hoeveelheid geluk voor het grootste aantal mensen' en hij concludeerde dat het enige eerzame doel van de staat, de markt en de wetenschap bestaat in het verhogen van het wereldwijde geluk. In 1776 noemden de grondleggers van de Verenigde Staten het recht op het najagen van geluk -maar dus niet het recht op geluk zelf, daar zou de staat niet voor zorgen- als een van de drie onvervreemdbare mensenrechten, naast het recht op leven en het recht op vrijheid. Thomas Jefferson wilde niet dat de staat verantwoordelijk zou zijn voor het geluk van de Amerikaanse burgers, maar wilde alleen de macht van de staat inperken, zodat individuen privé hun eigen keuzes konden maken, vrij van staatstoezicht. Maar tegenwoordig zien mensen het recht op het najagen van geluk steeds meer als het recht op geluk (en beschouwen ze het als een basaal mensenrecht) en vinden ze dat de staat het geluk en het welzijn van individuele burgers moet vergroten. Hoewel gelukkig worden en zijn relatief makkelijk kan lijken, is het zeer moeilijk en heeft men aan materiële welvaart niet genoeg en kan men beter gematigd leven -volgens Epicurus- dan in materiële overloed en ook wat betreft verlangens zoals eten, drinken en seks kan men beter matigen om op een langere termijn tevreden of gelukkig te zijn.


Alvast bedankt voor de medewerking en het meedenken,

Iscool (op NBt 12-17-0)

Bronnen

  • Harari, Y.N., Homo Deus, Een kleine geschiedenis van de toekomst, Harvill Secker, Londen, 2016. Vertaald (uit het Engels, Hebreeuws is de oorspronkelijke taal van het boek) naar het Nederlands in 2017 door Inge Pieters bij uitgeverij Thomas Rap (ISBN 978 94 004 0723 7).
Advertisement